Het is een ingrijpend probleem, suïcide en zelfverwonding onder jongeren en het komt veelvuldig voor. Regelmatig krijg ik aanmeldingen van jongeren die zichzelf ernstig beschadigen, zich uithongeren of voortdurend suïcidale gedachten hebben. Vanwege het ingrijpende karakter, richt de omgeving zich op de beheersing van het gedrag wat tot zeer schrijnende situaties kan leiden; langdurig gesloten opnames, dwangvoeding bij eetstoornissen, geen beheer meer over eigen ‘onveilige’ spullen enz.. Zicht op verandering is er bijna niet meer en de regie over het eigen leven raakt meer en meer verloren.
Vanuit de ervaring die ik met deze situaties heb opgedaan, vind ik dat de sleutel tot verandering niet ligt in de beheersing van het gedrag, maar de aansluiting op ‘dat wat wel gezond is’. Hoe uitzichtloos een situatie ook lijkt, er is altijd een deel in iemand dat wel degelijk wil groeien en ontwikkelen, maar dat verscholen ligt onder een dekmantel van heftig afwijzend gedrag. Bij Naomi, iemand waar ik drie jaar geleden bij betrokken raakte, was dit ook het geval. Toen ze werd aangemeld, verbleef ze al zeker zes maanden op een gesloten afdeling in de psychiatrie. Naomi at nauwelijks, gaf over als ze gedwongen werd om te eten en verwondde zichzelf behoorlijk. De verpleging hield haar constant in het oog om beschadiging te voorkomen en was tegelijkertijd ook vermoeid en geïrriteerd om wat er van hen gevraagd werd. De vraag ontstond of er nog enig perspectief was voor Naomi en dus probeerde ik, vanuit de vaste overtuiging; ‘Er is altijd iets gezonds’ of dat ook bij Naomi ontdekt kon worden.
Verschillende delen
Bij onze eerste ontmoeting zat Naomi op de grond in de hoek van een lege kamer. Er stond alleen een bed en een bureau die beiden aan de muur vastgeschroefd waren. Ze zat met haar armen om haar benen en haar hoofd gebogen op haar knieën. Ik besloot om in de andere hoek van de kamer, op eenzelfde manier op de grond te gaan zitten en bleef een tijdje voor me uit kijken. Naar verloop van tijd ontstond er een voorzichtig eerste gesprek op haar initiatief. Ze wilde weten wat ik kwam doen en dat was voor mij het eerste teken van gezonde nieuwsgierigheid, waar ik graag op insprong. Deze nieuwsgierigheid zag ik als het contact met een ander deel in Naomi dat wel degelijk aanwezig was en dat iets anders wilde dan het leven dat ze nu leidde. Aan Naomi vertelde ik dat ik duidelijk gehoord had dat ze dood wilde en dat ik me afvroeg of er naast doodgaan misschien nog meer was dat ze zou willen. De doodswens die ze uitte was voor mij een deel van de totale werkelijkheid, achter deze uitlating ging een andere behoefte schuil die gehoord en gezien wilde worden en daar probeerde ik bij te komen. Voorzichtig ontstond er een eerste gesprek waarin Naomi contact maakte met een ander deel. Ze vertelde, na verloop van tijd, dat ze haar studie op zou willen pakken, het contact met haar broer wilde verbeteren en samen met een vriendin de van dam tot dam loop wilde rennen, zoals ze voor haar opname hadden besproken. Diep van binnen wilde ze dit best, maar ze had geen idee meer hoe ze dit nog zou kunnen realiseren, wat situaties als deze ook zo schrijnend maakt. De problematiek is zo hardnekkig dat op den duur ook de omgeving in hetzelfde uitzichtloze gevoel verstrikt raakt als de jongeren zelf. Samen raken ze vast in een web waarin niemand meer kan bewegen zonder dat dit impact op de ander heeft en perspectief verloren raakt. Als er iemand gaat bewegen, ontstaan er allerlei risico’s die afgestemd op wat iemand aankan, echter toch genomen moeten worden.
Groei en ontwikkeling
Ter verbetering van haar situatie werden de wensen van Naomi als uitgangspunt voor de behandeling genomen. Ze kreeg weer regie over haar eigen leven en verantwoordelijkheid voor haar eigen gedrag. Er volgende een zeer intensieve weg, waarbij haar omgeving anders op haar ging reageren. Ze kregen oog voor de onderliggende motieven van haar gedrag en daar werd op ingespeeld. Na iedere ‘destructieve bui’, werd de ingeslagen weg van studie en de training voor de van dam tot dam loop in concrete stappen voortgezet. Het accent van de hulpverlening lag niet meer op het beheersen van de eetstoornis en de zelfverwonding, maar op het versterken van de eigen wil en identiteit. De strijd tussen de verschillende delen, werd als een innerlijke strijd van Naomi gezien waar niemand meer tussenin kwam. Haar omgeving richtte zich op de ontwikkeling van gezonde gedragspatronen en zij bleven met Naomi in contact als ‘het deel in haar dat dood wilde’ de boventoon voerde en destructieve vormen aannam. Naomi is die strijd met zichzelf aangegaan. Ze denkt nog regelmatig aan de dood, heel af en toe verwondt ze zichzelf nog en over het eten houdt ze controle. Toch blijft dit binnen gezonde marges en heeft zij een leven opgebouwd waardoor ze een volwaardig deelnemer van de samenleving is. Haar kwaliteit van leven is aanzienlijk verbeterd, wat ook een positief effect op haar omgeving heeft. Ze woont begeleid zelfstandig en doet gezonde sociale contact op die stimulerend werken voor haar ontwikkeling. Wat begon met een voorzichtig eerste contact met ‘dat wat gezond is’, is na een aantal jaren het overgrote deel geworden. Het is dus mogelijk, dat blijkt wel weer en ervaringen als deze laten zien dat we vooral moeten blijven geloven in de gezonde motivatie en de wil tot leven van de mensen waar we mee te maken krijgen. Als we daar oog voor hebben en het bewust aan spreken kunnen uitdagingen gedragen worden en ontstaat weer een volwaardig leven dat geleefd kan worden.